donderdag 7 oktober 2010

Een muisje



Ik tilde het oude gordijn dat over de aardappelen lag op, raapte de aardappelen uit het krat en kieperde ze in mijn mandje. Terwijl ik een grote aardappel oppakte, zag ik een muisje razendsnel onder mijn hand door schieten, onder de aardappelen vandaan naar de rand van het krat en weer terug. Ik slaakte een gilletje, niet van schrik want ik ben helemaal niet bang voor dieren, maar van verrassing, als wanneer iemand een koude hand op je huid legt.

In onze schuur, waarvan vroeger alle ramen geblindeerd waren omdat we er de pootaardappelenoogst opsloegen, staan nu alleen nog consumptieaardappelen, een paar caravans, een kast met boeken, eentje met gereedschap, onze fietsen en een stapel nog uit te zoeken dozen. Twee grote stapels blauwe veilingkratten gevuld met Frieslanders en bedekt met oude gordijnen, jutezakken en kleden die ervoor zorgen dat onze aardappelen niet spruiten en niet bevriezen, helpen ons de winter door.

Nu ik weet dat er muisjes huizen in onze aardappelen zal ik voortaan wat voorzichtiger de aardappelen rapen zodat het muisje niet schrikt en ik ook niet. Hoe zeer je ook schrikt, een muis schrikt altijd nog erger. Muizen zijn van harte welkom. Ze moeten wel goed op zichzelf passen want met drie katten en een jachthond rondom huis is de jacht altijd geopend.

Ooit had ik een grote rode kater, die erg aanhalig was. Hij had een muis gevangen toen ik op de fiets thuis kwam. Ik stapte af om te zien om er nog wat te redden viel. Toen ik vroeg: 'Wat heb jij daar?', legde hij de dode muis in mijn ene hand, meteen een kopje gevend tegen mijn andere. Plotseling hapte de muis in mijn duim met zijn venijnige tandjes, sprong van mijn hand en holde ervandoor. Ik slaakte een kreet van verrassing en keek verbouwereerd naar mijn bloedende duim. De kat had alleen maar belangstelling voor mij en niet meer voor de muis, die onmiddellijk de boomgaard in dook. Sindsdien vraag ik geen dode muizen meer ter beoordeling. Ik red nog wel eens het een en ander en daar zitten mijn katten gelukkig niet mee.

woensdag 6 oktober 2010

Winterblues

In januari van dit jaar werd ik voor het eerst sinds jaren getroffen door een winterdepressie, kort maar hevig. Ik was zo verrast dat ik het eerst niet eens herkende. Ik was ergens door geraakt op Twitter en eigenlijk wilde ik er helemaal mee stoppen, maar dat kon niet want ik wist dat ik nog Twitterlessen moest geven en hoe kun je er les in geven als je zelf bent gestopt. Op Twitter waren er drie mensen die meteen reageerden toen ze zagen wat er mis ging. Het waren drie collega’s die ik nog nooit in het echt heb ontmoet. Ik ben ze er nog dankbaar voor. Het enige grappige aan de situatie was dat ik een liedje zocht om naar te linken dat ‘There ain’t no light’ heette, althans dat dacht ik in mijn verwarring. Ik kon het niet vinden omdat de titel van het lied juist ‘I saw the light’ is, een gospelsong van Hank Williams.


In het tijdperk van de videorecorder draaiden we regelmatig een aantal banden met daarop een tv-serie genaamd ‘The history of country music’. Een stukje ervan was gewijd aan Hank Williams, zijn hits en zijn einde. Minnie Pearl werd erin geïnterviewd over de laatste dagen van de 'man whose heart weeps in his music'. Haar verhaal kwam overeen met wat hier genoteerd staat. Ik herinner me haar woorden zo: “I’m unable to say what the cause of Hanks unhappiness was." Ze wist dat hij aan de pillen en de drank was en dat hem iets dwars zat dat hij niet los kon laten. Ze nam hem mee uit rijden nadat hij een optreden had afgebroken. Hij zou wat zingen: Ay, let’s sing! En hij begon een hymne te zingen, ‘I saw the light’. Na een regel stopte hij en zei: “That’s the trouble, Minnie, there ain’t no light, there ain’t no light.” Niet lang daarna stierf hij. De associatie met licht lag voor de hand, ook al zag ik dat niet meteen. Tien dagen ’s ochtends en ’s avonds een half uur voor de daglichtlamp en ik was er weer bovenop.



Gisteren zat ik er even doorheen en ook al wend ik me dan meestal af van Twitter, ik kon niet voorkomen dat er wat van mijn somberheid in de tweets doorsijpelde. Een paar mensen reageerden meteen, anderen later. Zeg dat zo’n 2 procent van mijn volgers wat zei omdat ze online waren. Als mijn vaste contacten gelijktijdig online geweest waren, dan had misschien 4 procent iets opbeurends tegen me gezegd. De rest heeft het niet opgemerkt of vindt dat je alleen tranen van blijdschap en ontroering mag delen. Dat je je verder groot moet houden en een ander niet lastig moet vallen met je verdriet, dat natuurlijk in geen verhouding staat tot wat ernstig zieke mensen en mensen die net iemand hebben verloren doormaken. Daar ga ik voor een belangrijk deeI in mee. Ik praat niet graag over mijn problemen. Ik luister liever naar anderen. Maar als ik er toch iets over loslaat en mensen zeggen iets liefs tegen me, dan helpt dat enorm. Wees dan ook niet te zuinig met je vertoon van vriendschap. Het komt meestal weer naar je terug als je er zelf behoefte aan hebt.

Met mij komt het wel weer goed. Hoewel ik niet op de lieve reacties uit was, hebben ze me wel degelijk geholpen. De daglichtlamp heb ik ook al weer van de zolder gehaald. Tien dagen en ik kan de hele wereld weer aan!